Informatie over de naam Meijer.
verklaring:
Beroepsnaam meier < lat. maior: rentmeester, vertegenwoordiger van de heer bij het bestuur van een domein, pachter. Vergelijk maior > fra. maire, eng. mayor 'burgemeester'.
De tegenwoordigheid van Schulte en Meijer hebben een tastbare betekenis.
Namelijk:
'Grote Boer' en reflecteert naar de sociaal- economische gevolgen van
middeleeuwse grootgrondbezitorganisaties. Het Latijnse woord Villicus
duidt een bezitter aan van een hofstede.
In de late middeleeuwen waren zij onder andere verantwoordelijk
voor: de staat van de woningen, de betalingen aan de landheer en voor
de handhaving van deze rechten tegenover de hofhorigen. Zij werden in
Ostwestfalen meier genoemd (< lat. maior villau), en in de rest van
Westfalen Sculte. Ook toen door verdere ontwikkelingen de functie van
Villici veranderde, bleven zij toch nog genoeg werk, gezag en prestige
hebben totdat er een einde kwam aan het oude grootgrondsystheem.
Doordat er een grote groep Meijers waren in Westfalen ontstonden er
,om verwarring te voorkomen, voorzetsels voor de naam Meijer.
Zo hebben sommige voorzetsels hun oorsprong in de hoeve waar de
Meier zaakwaarnemer was. Op deze manier werd Brenninckhof,
Brenninkmeier.
Sommige voorzetsels zijn terug te leiden tot een beroep zoals:
Postmeier en Glasmeier.
Andere hebben te maken met de omgeving. En weer anderen met de
lichamelijke kenmerken van de Meier bijvoorbeeld: Langemeier en
Grotemeier.
De Handkemeiers-hannekemaaiers vormden een aparte groep.
Het begrip Meier - rentmeester was op hen niet van toepassing. Zij
waren een groep arme boerenknechten die
er in tijden dat er geen werk was, erop uit trokken om zich te
verhuren als boerenknecht, turfsteker of loonmaaier.
Ze werden Ostganger als ze naar het oosten trokken, tot zelfs Estland,
Letland en Litouwen toe.
En Hollander als ze naar Friesland en Groningen gingen.